De binnenstad, wat is dat eigenlijk?

Blog - 13 januari 2015

De vraag wordt te weinig gesteld en al helemaal zelden beantwoord. Te weinig, omdat het begrip in allerlei discussies over de inrichting en het gebruik van ons land en onze steden een prominente rol speelt. Te weinig woningen in de binnenstad, winkelleegstand in de binnenstad, verkeerschaos in de binnenstad, de binnenstad centraal, de binnenstad als bruisend hart van de samenleving… Voor de discussie en voor het maken van plannen is het belangrijk te verhelderen wat begrippen als binnenstad, stadscentrum, winkelcentrum en stadshart betekenen en wat ze van elkaar onderscheidt.

Naar de stad gaan, dat was wat boeren deden wanneer zij hun waren op de markt gingen verkopen. Naar de stad gaan, dat is wat vriendinnen doen als ze elkaar willen ontmoeten, willen winkelen en dan met de shopping bags neerzakken op een gezellig terras. Grote kans dat hun plek van herkomst eigenlijk ook in de stad is. Waar gaan zij dan eigenlijk precies naar toe? Naar de binnenstad waarschijnlijk. Die binnenstad bestaat uit een veelzijdige compacte en drukbevolkte hoeveelheid gebouwen en buitenruimten. Gevuld met een grote diversiteit aan functies, die naar believen wel of niet bezocht en gebruikt kunnen worden. Die grote gotische kerk zul je waarschijnlijk nooit binnengaan, maar zonder dat gebouw was deze binnenstad de binnenstad niet. Het museum dat in de oude kazerne is ondergebracht, en de schouwburg die in het plantsoen ter plaatse van de oude stadswallen is gebouwd horen er ook bij.

De binnenstad, dat begrip stond tegenover de buitenstad: de stad binnen de singels, de wallen, de muren, de poorten. Binnen die poorten genoot je als burger bepaalde rechten, vrijheid en veiligheid, die erbuiten niet konden worden gegarandeerd. Buiten de poorten groeide de stad echter wel verder, althans bij sommige steden. Bij andere waren in de optimistische gouden eeuw de wallen zover uitgelegd, dat de ruimte daarbinnen in de tijd dat de economie stagneerde niet vol groeide – binnen de wallen bleven nog lang boerderijen met akkers bestaan. Na het slechten van de wallen bleef het gebied daarbinnen ruimtelijk te onderscheiden: dat was de binnenstad, vaak met compacte(re) bebouwing dan daarbuiten. En ook functioneel: daar ontwikkelden zich in eerste instantie de stadscentra, met voorzieningen die door de inwoners van de hele stad, en soms de regio, werden gebruikt. Daar waar het goed ging, de stad groeide en ook het centrum groter werd, paste dit niet altijd binnen die (voormalige) wallen. In steden die minder groei kenden bleef het centrum er ruim binnen. Zo kan dus de binnenstad kleiner zijn dan het stadscentrum (Amsterdam), maar ook groter (Delft, Doesburg). Maar wat is dan het stadscentrum? 

Stadscentrum versus binnenstad
De Europese stadscentra onderscheiden zich hiermee van de Amerikaanse. De steden in de VS hebben geen middeleeuwse kern – ze zijn doorgaans grotendeels gepland op een rechthoekig stratenraster, waardoor het centrum zich ruimtelijk minder duidelijk zichtbaar onderscheidt. Het stadscentrum is een gebied, geografisch doorgaans min of meer centraal gelegen in een stad, met een hoge concentratie functies die meer mensen bedienen dan er in het gebied wonen, met andere woorden het gebied heeft een verzorgende functie voor een groter gebied eromheen. Centraal gelegen betekent niet per sé in het meetkundige midden, want de uitbreidingen zijn nogal eens sterk asymmetrisch ten opzichte van het centrum gebouwd vanwege geografische omstandigheden (bijvoorbeeld een kustlijn, een rivier). Op wikipedia wordt het onderscheid tussen centrum en binnenstad genegeerd. Maar bij ‘binnenstad Amsterdam’ staat het goed: “de binnenstad is het oudste, meest centrale deel van het centrum”. Bij ‘Delft’ staat het juist verkeerdom: “De binnenstad is een wijk in het centrum van Delft” terwijl hier juist het centrum slechts een deel van de binnenstad omvat. In het dagelijks spraakgebruik wordt er over dit verschil niet moeilijk gedaan… En het moet ook geen strijd over de betekenis van die woorden zijn, maar over werkbare begrippen en het voorkomen van verwarring.

Voor ons stedenbouwers is dat allemaal gesneden koek. Toch? Voor wethouders die zich erin hebben verdiept en zich goed laten adviseren ook. Maar in de praktijk blijkt dat veel mensen (politici, adviseurs, ondernemers, belangenbehartigers van ondernemers, etc.) zich uitlaten over de binnenstad en haar problematiek, zonder een duidelijk beeld van wat de binnenstad dan eigenlijk is. Als men dan bijvoorbeeld het autoverkeer wil ‘afvangen’ aan de rand van de binnenstad, is het wel belangrijk te weten waar dat dan precies is. Het kan zomaar gebeuren dat een ondernemer of vastgoedeigenaar meent dat de discussie zijn belang betreft, omdat zijn locatie in de binnenstad ligt, terwijl die er volgens een andere woordvoerder buiten ligt. Nieuwe verwarring ontstaat als de term binnenstad gebruikt wordt, terwijl winkelcentrum bedoeld wordt, of omgekeerd, want dan gaat het om een te beperkte en niet duurzame interpretatie van het begrip, waarmee de binnenstad tekort wordt gedaan. Daar waar de winkels ophouden eindigt de binnenstad. Dat is een onnodig beperkte en riskante opvatting. Nu in veel binnensteden ontwinkeling en leegstand actuele problemen zijn, is duidelijkheid belangrijk over wat de binnenstad is, en wat de binnenstad in de toekomst kan zijn.

Feniks
Zorgen over de binnenstad zijn niet nieuw. Aan het bestaansrecht van binnensteden of stadscentra wordt telkens weer getornd. Om te beginnen in de periode van het slechten van de wallen en het dempen van de grachten. Toen moesten de stad en zijn bewoners worden bevrijd uit de benauwde ruimte van de binnenstad. Ook ten tijde van de ‘Cityvorming’ (jaren '60) stond het voortbestaan van de binnenstad onder druk, vanwege de in veel steden geplande schaalvergroting, functiescheiding en verkeersdoorbraken. Die waren bedoeld om de stadscentra ruimhartig voor het groeiende autoverkeer te ontsluiten, maar lieten tegelijkertijd weinig van die binnensteden over. Maar dat was niet zo erg, want suburbanisatie was toen ook nog een toverwoord. Een rijtjeshuis met een tuintje voor en achter en auto voor de deur was het ideaal, niet wonen in de binnenstad.

En dan recent de invloed van het internet: een gang naar de stad, het centrum of de binnenstad is overbodig geworden, want vrijwel alles waarvoor je vroeger de stad in moest kan nu online. Bankieren, winkelen, documenten aanvragen, boeken uit de bieb opvragen (nu e-books), kletsen met vrienden (nu chatten of appen), vergaderen (nu videoconferencing) enzovoorts. Ondertussen is het in de stadscentra nog steeds druk. Wat zoeken al die mensen? ‘Naar de stad gaan’ is een onderdeel van onze definitie: de binnenstad is het gebied waar meer mensen naar toe gaan dan naar andere plekken in de stad, met een grote variëteit aan reisdoelen, gerelateerd aan werk, winkelen, cultuur of recreatie, waarbij de ontmoeting de bindende factor is. De binnenstad overleeft en komt telkens als een feniks opnieuw in de belangstelling.

Nieuwe definitie
We zijn op zoek naar een nieuwe definitie. De binnenstad is een concentratie van voor het stadscentrum essentiële functies. Op de gebieden cultuur (schouwburg, bibliotheek, musea), openbaar bestuur (stadhuis) en andere openbare voorzieningen (station), horeca, winkelen en aanverwante voorzieningen (‘dienstverlening’, recreatie/’leisure’) gemengd met wonen/werken. Daarbij bedienen de voorzieningen meer mensen dan er in het gebied wonen en werken, namelijk de gehele bevolking van stad of regio. De binnenstad is de plek voor ontmoeting – tussen bewoners en bezoekers, tussen bezoekers onderling. Daarom biedt de binnenstad plekken met een bijzondere interactie tussen tussen gebouwen en buitenruimte, plekken die de ontmoetingen accommoderen.

Maar ook een ruimtelijke definitie – een zonering – een markering op de kaart. Het gebied waar de stad extra zijn best moet doen om de juiste voorzieningen op de juiste plek te krijgen (of te houden), soms tegen de economische druk in ook minder kapitaalkrachtige voorzieningen, die wel het draagvlak van het centrum versterken (mensen aantrekken die ook de commerciële voorzieningen van omzet voorzien). De bibliotheek bijvoorbeeld hoort in de binnenstad. Het gebied waar auto’s zoveel mogelijk buiten gehouden moeten worden om de sfeer aangenaam te houden en voldoende ruimte voor voetgangers te reserveren. Ruimte waar hogere eisen aan de inrichting mogen worden gesteld – omdat het de binnenstad is. Hogere eisen qua veiligheid, comfort, esthetiek en duurzaamheid. Materialen moeten tegen intensief gebruik bestand zijn en mooi verouderen. Een gebied kortom dat bijzondere zorg vergt vanwege een bijzonder belang voor de stad. (En dus bijzondere regels. Parkeertarieven bijvoorbeeld.)

Dat geldt ook voor winkelbeleid. De komende tijd zal, met een krimpend winkelaanbod, er een zijn van scherpe, op de korte termijn soms pijnlijke keuzes: niet elke straat kan een winkelstraat zijn. Sommige aanloopstraten zullen hun kwaliteit en levendigheid in de toekomst met andere functies waarmaken dan nu. De vraag zal vaak zijn: wat regelen en wat vrij laten. Wat sturen en wat aan de mensen of aan de markt overlaten. Dat kan dus van plek tot plek, van straat tot straat verschillen. Op dat niveau zullen dus gemeenten hun Binnenstad moeten definiëren, ruimtelijk, programmatisch en economisch, om de kwaliteit ervan hoog te houden. Hoge dichtheid, leefbaarheid en duurzaamheid, werken daarbij samen als je het goed doet. Als je het goed doet – dat wil zeggen dat er een stedenbouwkundig plan gemaakt moet worden. Dat gaat niet zozeer over slopen en bouwen, maar over de ruimtelijke organisatie, het programma en de kwaliteit van de inrichting.

Kansen voor de binnenstad
Dichtheid gaat daarbij niet alleen over bebouwingsdichtheid maar vooral om programmatische dichtheid en functiemenging. Daarbij doen zich nieuwe kansen voor: allerlei voorzieningen, zoals zorg en onderwijs die veel mensen tegelijk bedienen en die vanwege ‘verkeerde’ redenen (zoals de grootte, en de auto-bereikbaarheid) naar de stadsranden zijn verdrongen, gedijen veel beter in of direct grenzend aan de binnenstad. Prettiger voor de gebruikers (studenten, docenten). Na de schaalvergroting die bedrijven en voorzieningen de stad uit dreef komt schaalverkleining, mogelijk gemaakt door onder meer de communicatiemogelijkheden van internet. Het bouwen in hogere dichtheden dan we voorheen verantwoord of mogelijk achtten. Inclusief bijvoorbeeld het benutten van daken en onder het maaiveld gelegen ruimten.

De historische binnensteden met hun sfeer en hun monumenten, maar ook met hun dynamiek en mix van functies en activiteiten, bieden prachtkansen voor de stadscentra. Unieke, hoog gewaardeerde kwaliteiten die mensen aantrekken. Binnensteden met een lange geschiedenis, die leert dat ze al bestonden, met grotendeels hetzelfde stratenpatroon als nu, in de tijd dat winkels en winkelcentra zoals we die nu kennen nog niet bestonden. Met de eigenschap telkens nieuwe programma’s te kunnen opnemen demonstreren onze binnensteden hun duurzaamheid. Door de geschiedenis, de kwaliteiten en de kansen te onderkennen en te benutten, door verdichting en verstedelijking de ruimte te geven in een goed stedenbouwkundig plan kan aan de typische binnenstadsproblemen van elke tijd het hoofd geboden worden.

(wordt vervolgd)

TERUG

DELEN

GregorySeacy plaatste deze reactie om 06 april, 2023

With thanks, Terrific stuff! dissertation define https://dissertationwritingtops.com writing essay services https://bestpaperwritingservice.com

Uw reactie plaatsen: