Observaties New York 2014

Blog - 28 mei 2014

‘New York is a woman, she’ll make you cry – And to her you’re just another guy’ zong Suzanne Vega. De metropool laat jou niet onverschillig – maar jij haar wel. Het recente weerzien was prima. New York was niet echt veranderd, wel verbeterd, opgeschoond, veiliger. Gezellig, zou je bijna zeggen – dat ongenaakbare uit het liedje van Suzanne Vega is er een beetje af. En gegroeid: delen van de stad die eind vorige eeuw aan bezoekers nog weinig te bieden hadden, bruisen nu van stedelijk leven, nieuwbouw, herbestemde gebouwen, parken, horeca, winkels: The High Line, Het Meatpacking District, Chelsea Market, the Bowery en Nolita….

Van The River Café in Brooklyn is het leuke wel weg: het is een bekakte tent (geworden?) waarvan het interieur in niets aan een café doet denken en men geen prijs stelt op ‘walk-in-guests’. Mannen op sandalen mogen sowieso niet binnen. Maar als pionier was dit restaurant wel belangrijk voor de ontwikkeling van deze kant van de Brooklyn Bridge (DUMBO – Down Under the Manhattan Bridge Overpass), waar het nu een aaneenschakeling is van eettentjes, juice bars en hippe winkeltjes.

Je vraagt je af hoe die enorme fantastische stad eigenlijk werkt, hoe alles blijft functioneren nu alle wijken en buurten van Manhattan waar vroeger het noodzakelijke werk werd verricht ten prooi zijn gevallen aan gentrification, de huren en andere prijzen verhoogd, de gebouwen gevuld met sjieke winkels, restaurants en fitness centers, vooral bevolkt door ‘Sex and the City’- types. En toeristen – overal hoor je Nederlands om je heen. Amusant is de ergernis van joggers, wanneer ze de pas moeten inhouden vanwege de drukte op de High Line. Hordes toeristen lopen zich hier af te vragen waar ze precies naar moeten kijken. Wie of waar zijn eigenlijk de gewone New Yorkers?
Alleen Tom’s Diner uit dat andere beroemde liedje van Suzanne Vega, hoewel eigenlijk Tom’s Restaurant geheten - is nog steeds dezelfde gewone diner: “It was then a cheap, greasy place on 112th and Broadway, and it still is, in spite of its celebrity. Sorry, but I have never been to the one in Brooklyn, though I hear it’s really cute. The real one isn’t cute, and isn’t atmospheric. It’s just plain, which is why I liked it.” S. Vega in NY times, 23 sept. 2008.

Ook andere dingen zijn gelukkig nog wat ze waren: Niet alleen de iconische gebouwen, maar ook publieke interieurs en openbare ruimte: De prachtige met glas overdekte, openbaar toegankelijke ruimte IBM-plaza is er nog, in volle glorie. Nog steeds direct toegankelijk vanuit het bling bling shopping center in Trump Tower. De aansluiting op het Sony Center (onderin de Chippendale van Philip Johnson) klopt niet helemaal, maar oké, ook daar is nog een privately owned public space. Ook de patio van het Moma is, na de uitbreiding van het museum, nog helemaal top. In combinatie met de ruime hal met boekwinkel, vóór de kaartjescontrole een prima functionerende huiskamer van de stad. Vooral voor toeristen wellicht, maar toch. Deze publieke interieurs tonen aan, dat de stad er lang plezier van heeft als de dingen een keer heel goed geregeld, ontworpen en gemaakt zijn.

Er zijn veel nieuwe, prima openbare ruimten. De eerder genoemde High Line natuurlijk en, enkele willekeurige voorbeelden, de nieuwe passage ‘the Canopy at North End Way in Battery Park City, en daar vlakbij Teardrop Park – klein maar fijn.

En verder ontelbare aangename plekken waar informele terrasjes op straat zijn gemaakt. Bijvoorbeeld op die overgeschoten taartpunten buitenruimte, waar Broadway met een scherpe diagonaal door het rechthoekige stratenraster snijdt. Vroeger achteloos aan het autoverkeer opgeofferd, nu plezierige verblijfsplekken voor voetgangers. Het altijd grandioze Central Park, waar tussen 10 en 3 geen auto’s meer rijden. En New York wordt fietsstad, wat onwennig nog – de fietsstrook is soms opeens verdwenen aan de andere kant van het kruispunt. De fietsstrook is meestal links langs de (eenrichtingverkeer) autorijstroken – zou dat veiliger zijn? Of is het symbolisch: door veel Amerikanen wordt fietsen immers als een linkse hobby beschouwd. In de spits eist de auto alle ruimte weer op en geldt als vanouds het recht van de sterkste.

Maar toch, ook in het verkeer is een ontwikkeling gaande die de stad echt leefbaarder maakt. De openbare ruimte is nog wel tamelijk achteloos ingericht: grof, weinig finesse. Robuust is belangrijker dan mooi. En, in tegenstelling tot veel Europese steden: schoon! En verder richt men de blik toch omhoog, naar de indrukwekkende gebouwen. Voor Times Square wordt trouwens een echt ontwerp voor de openbare ruimte uitgevoerd, van het Noorse architectenbureau Snøhetta. En tenslotte, nog een niet onbelangrijk detail: op veel plekken prima koffie – en ik bedoel echt geen Starbucks -, dat was eind vorige eeuw nog wel anders. Kortom, Manhattan is niet alleen een overweldigende stad, maar ook een aangename stad.

Maar er nog steeds een keerzijde. Achter de succesvol ontwikkelde oevers aan de overkant van de East River, waar het uitzicht op Manhattan inderdaad spectaculair is, liggen nog de onafzienbare, haveloze voorsteden waar de grens tussen woonomgeving en bedrijventerrein onzichtbaar vaag is. Onder de rook van JFK – een armoedig en smerig vliegveld, waardoor je tijdens de tussenstop stop in Reykjavìk denkt: hèhè, we zijn weer in de beschaafde wereld. Eindeloos verval in de voorsteden Brooklyn-Williamsburg-Queens-Jamaica: heeft die grandioze metropool Manhattan dan blijkbaar zo’n enorme ring van armoe om zich heen nodig? In oppervlak is dat gebied een veelvoud van Manhattan. Wonen daar al die portiers, chauffeurs, bewakers, kaartjescontroleurs, serveerders, bussboys, schoonmakers? De mensen die de toeristenattractie Manhattan draaiende houden? Die zich het leven in Manhattan niet kunnen permitteren, omdat behalve de gebouwen ook de huren er torenhoog zijn. 

Of moeten zij zich gelukkig prijzen dat hen tenminste zo’n baan wordt aangeboden, in de soort van dienstverlening waarvan je je altijd afvraagt of die wel naar waarde geschat wordt, maar waardoor zij overdag wel onderdeel zijn van die fantastische stedelijke machine, Moeten zij zich gelukkig prijzen dat hùn armoedige leefomgeving tenminste op commuter-afstand is van Manhattan, de stad die nooit slaapt en waar altijd werk te doen is. De stad die je inpalmt, maar die geen krimp geeft als je vertrekt…

 

 

TERUG

DELEN

Uw reactie plaatsen: