Minimetropool

Blog - 6 maart 2017

Vanuit Nederland spiegelen we ons graag aan fantastische metropolen, die economisch goed draaien en waar een hoge mate van stedelijkheid bestaat. Zoals Singapore, Seoul of New York. Dan wordt eigenlijk meteen duidelijk dat en waarom Nederland, of de Randstad, of Amsterdam geen aanspraak kan maken op de titel metropool. Het is inspirerend om, in plaats van naar het onbereikbare ideaal van die supersteden eens te kijken naar een superkleine stad, de minimetropool Torshavn.

In ons dichtbevolkte land zijn we gewend aan de nabijheid van veel mensen in veel kleine steden. Steden allemaal dichtbij elkaar, ze lijken ook op elkaar en betwisten elkaar allerlei voorzieningen die een groter draagvlak nodig hebben dan de bevolking van de eigen gemeente kan bieden. Voordat er een lekker functionerend netwerk van elkaar aanvullende steden is, hebben we vooralsnog een haperend netwerk van steden die elkaar beconcurreren. Daartussen staat alle openheid in het landschap voortdurend onder druk, of het nu agrarisch is of natuur. Er is altijd wel een bedrijf dat ergens een gebouw wil neerzetten of een bestuurder die nóg een weg wil aanleggen. Steden worden geassocieerd met congestie en mensen proberen daar tevergeefs aan te ontsnappen. Spreiding en de daarmee gepaard gaande expansie van de infrastructuur zorgen gemakkelijk voor verrommeling en het dichtslibben van de ruimte tussen de steden.

Middelpuntzoekende kracht
De herinnering komt op aan die natuurkundeleraar die aan een moeilijk voor het vak te interesseren klas de middelpuntvliedende kracht probeerde uit te leggen, door te stellen dat in het touwtje waaraan je die steen rondslingert, juist een middelpuntzoekende kracht zit, die de steen in zijn baan houdt. In Nederland is vaak het touwtje van de ruimtelijke ordening niet sterk genoeg, en vliegt alles dus alle kanten op. Of het nu een outletcenter is, een vliegveld of een snelweg. Aan bestuurders en ondernemers is het belang van de middelpuntzoekende kracht maar moeilijk uit te leggen.

Het is verfrissend eens rond te lopen in, en goed te kijken naar steden in landen waar de bevolking veel kleiner is, ‘dunner’ dan bij ons. Dunbevolkt noemen we die landen, terwijl we Nederland ‘dichtbevolkt’ noemen. Toch zie je in Nederland heel veel ‘dunne’ gebieden, ook wel eens treffend ‘tussensoep’ genoemd. Vlees noch vis, stedelijk noch landelijk, dun bebouwd maar niet leeg, veel infrastructuur, zelden een blikveld zonder gebouwen. En vrijwel nergens een hoogstedelijke dichtheid.

Dichtheid koesteren
In dunbevolkte landen moet dichtheid worden georganiseerd en bewaakt. Want je hebt immers overal de ruimte. Dan blijkt in de werkelijkheid dat mensen elkaar willen opzoeken en de behoefte aan dichtheid ontstaat, juist vanwege de grotere kans op ontmoeting met anderen en de mogelijkheid goede voorzieningen te organiseren. Hoe kleiner de bevolkingsdichtheid, hoe sterker de middelpuntzoekende kracht.

Torshavn is de hoofdstad van de Faröer eilanden, ver ten noorden van Schotland. Het is zo’n beetje de enige plek in dit noordelijke eilandenrijk waar bomen groeien - bomen zijn hier typisch stedelijk. Maar dat is niet het enige bijzondere aan Torshavn. Mooi is de echte stedelijke atmosfeer, in een plaats van ruim 18.000 mensen, iets minder dan de gemeente Leek. De bevolking van het gehele land met zijn 17 bewoonde eilanden past met gemak in de Rotterdamse Kuip: 48.000 mensen.

Stedelijkheid maken
Niet alleen zijn bomen en mensen hier schaars, dat geldt ook voor mooi weer. Maar dat betekent dat in Torshavn van elke zonnige dag een feest wordt gemaakt, met een uitbundig terrasleven bij de diverse cafés die de stad rijk is, markten, muziekfestivals en sportevenementen, en er is natuurlijk een midzomernachtfeest. Maar ook in andere seizoenen is er voor de liefhebbers een echt Urban nachtleven. Cafés en restaurants zijn er in alle soorten en maten, van superhip tot ouderwets, van hamburger tot chique en authentiek (walvis op de kaart). De sfeer van de haven is overal voelbaar. Volg de intieme straatjes in net historische stadsdeel waar de oude houten huizen worden gekoesterd (hout: kostbaar want geïmporteerd - op de Faröer eilanden groeien geen bomen), en je vindt het kleine maar monumentale regeringscentrum.

De Cultuur met hoofdletter K is samengebald in het Noordse Huis, verzorgd door de Denen die vroeger de dienst uitmaakten op de Faröer. Schitterende architectuur op een schitterende locatie met uitzicht over de stad en de baai. Behalve dat zijn er diverse musea. Ook de prima infrastructuur tot de verste uithoeken van de eilanden is door de Denen verzorgd: autowegen, bruggen, tunnels, pontverbindingen en tenslotte openbaar vervoer per helikopter waar nodig. Gezondheidszorg op Scandinavische niveau wordt geleverd door een fors en goed geoutilleerd ziekenhuis. Er is een kathedraal, een bibliotheek. De universiteit is aan de bouw begonnen van een spectaculair nieuw gebouwencomplex voor 1200 studenten, ontworpen door een team onder leiding van Bjarke Ingels Group. Kortom, de stedeling komt in Torshavn niets tekort.

Een interessante paradox. Waar een overvloed aan mensen en steden in de nabijheid en schaarste aan ruimte in Nederland leiden tot slordig ruimtegebruik, spreiding, versnippering, verdunning en gebrek aan stedelijkheid, is de schaarste aan mensen en een overvloed aan ruimte op de Faröer juist aanleiding voor concentratie van mensen en hun activiteiten. Daar wordt geen ruimte verspild en ontstaat een aangename dichtheid en stedelijkheid. Terwijl het in veel Nederlandse plaatsen van 20.000 inwoners vooral een dooie boel is, bruist het even grote Torshavn van stadsleven.

TERUG

DELEN

Uw reactie plaatsen: