Verdichting in een tijd van ruimtelijke obesitas

Nieuws - 19 september 2017

In een uitverkochte zaal van de OBA werd vorige week in Amsterdam gediscussieerd over verdichting - om de aandacht af te leiden van het altijd controversiële onderwerp hoogbouw in het algemeen en in de Sluisbuurt in het bijzonder, en zo een eendimensionale discussie te voorkomen. Dat lukte, mede dankzij de introductie van ARCAM’s architect in residence Peter Defesche, die de complexiteit van het onderwerp goed neerzette.

Waar te verdichten hangt samen met ‘Waar niet te bouwen’. Verdichting komt tot stand wanneer we zuinig zijn op de onbebouwde ruimte en daarmee kan ook een ongebreidelde vraag naar infrastructuur worden beteugeld. In die zin was de inbreng vanuit de landschapsarchitectuur, gebracht door Jan Dirk Hoekstra die de provincie adviseert, wel relevant. Saillant dat de kaarten die hij toonde zonder scrupules over de provinciegrens heen gingen - terecht, want de MRA (Metropolitane Regio Amsterdam) beslaat ook delen van de provincies Utrecht en Flevoland.

De meest opmerkelijke kijk op verdichting kwam van architect Jarrit Ouburg: “We zijn spatially obese.” Hij vergeleek zijn 2-persoons appartement in Tokio van 18 m2 met wat we in Nederland normaal vinden aan woonoppervlak per bewoner. We lijden collectief en individueel aan ruimtelijke obesitas: per persoon hebben we steeds meer ruimte nodig. Onze woningen worden steeds groter.
Dat kan een ander licht op verdichting werpen. Een stedelijke bevolking van 1.000.000 in 1920 was in aanmerkelijk minder m3 gebouw gehuisvest dan 1.000.000 mensen in de stad van nu. Zouden we misschien allerlei problemen (duurzaamheid, congestie, schaarste aan woningen en grond) kunnen oplossen door minder ruimte per inwoner in beslag te nemen? Zou een beter ontwikkeld kwaliteitsbesef helpen? Nu vertelt iedere projectontwikkelaar dat mensen altijd kiezen voor meer vierkante meters en niet voor meer kwaliteit voor hun euro’s. Maar is dat wel echt zo?

Die intelligente analyse van dichtheid op de microschaal had als eye-opener kunnen dienen voor scherpe standpunten over stedelijke dichtheid, maar daar bleef de discussie een beetje steken. De vraag waar te verdichten en waar vooral niet, bleef wel zweven boven het publiek in de zaal, gevoed door diverse kaarten en luchtfoto’s van Londen en Amsterdam. De Engelse architect Kaye Hughes legde uit hoe hoogbouw in Londen vooral door de markt op zijn plek komt en daardoor sterk over het stedelijke gebied verspreid raakt, terwijl intussen in een ruime ring rondom Central London mensen een plek zoeken met betaalbare woonruimte. En goede voorzieningen, waarvan transport steeds een van de voornaamste is. Het sluiten van de ring met nieuwe metrolijnen op oude railtracé’s is een cruciale ingreep van de Londonse planners om dit proces te faciliteren. En London voor gewone mensen enigszins betaalbaar, bewoonbaar en bereikbaar te houden.

Door gespreksleider Peter Defesche werd bereikbaarheid een paar keer genoemd als cruciale voorwaarde voor elk verdichtingsplan. En ook in Jarrit Ouburg’s suggestie dat vooral Nieuw-West zich leende voor verdichting werd de perfecte ontsluiting per spoor (het lokale en het landelijke net) en weg aangestipt. In dat verband was het merkwaardig dat de vrijwel voltooide Noordzuidlijn niet werd genoemd in het kader van de ontwikkelingspotentie van Amsterdam Noord. Natuurlijk is het niet deze lijn alleen waar alles om draait, maar wel zou de railinfrastructuur meer dan nu werd getoond de drager van een verdichtingsvisie kunnen zijn.

Het staafdiagram waaruit bleek dat de dichtheid van Tokio het beste te vergelijken was met die van Capelle aan den IJssel gaf eigenlijk vooral de beperking aan van dat soort vergelijkingen in abstracte diagrammen. Ja, de gemeente Den Haag heeft in NL het hoogste aantal inwoners per km2, simpelweg omdat die gemeente geen buitengebied heeft, ingesloten tussen de zee en een aantal randgemeenten. De ‘conclusie’ dat Nieuw-West verdichtingskansen biedt omdat de dichtheid er nu relatief laag is kwam ook een beetje te vlot. Zou het niet juist mooi zijn de bevolking (en bebouwing) dun te houden waar die dun is en te verdichten waar de dichtheid al hoog is, in de strijd tegen ruimtelijke obesitas? Dan krijg je interessante verschillen.

Gezien de enorme dichtheidsverschillen met Parijs en Londen moet dat best kunnen. Maar het verschil tussen Tokio en Capelle zegt ons ook dat je met dezelfde dichtheid totaal verschillende soorten stedelijke milieus kunt maken. Geldt dat ook voor hogere dichtheden? Parijs dankt zijn hoge dichtheid toch aan grote oppervlakten met bebouwing in circa 8 lagen, niet aan extreme hoogbouw.
Als eenmaal helder is waar verdicht moet worden en waar niet, komt het erop aan aangename stedelijke milieus te maken en dat kan op verschillende manieren. Hoogbouw kan een middel, een ingrediënt zijn. Interessant is om nog eens naar Kopenhagen te kijken (beter met Amsterdam vergelijkbaar dan Londen). Daar biedt al decennia lang het ‘vingerplan’, gebaseerd op radiale spoorlijnen, houvast voor verdichting versus open landschap. Maar ook daar moet de vraag naar de stedelijke kwaliteit bij verdichting telkens opnieuw worden gesteld, en beantwoord met ontwerp.
In elk geval is er ruimschoots voer voor een volgende discussieavond.

Uiteindelijk kwam uit het publiek de hoogbouwvraag toch nog, in een vorm die direct de onmogelijke simplificatie duidelijk maakte wanneer de vraag in een verkeerde vorm aan de politiek wordt voorgelegd. “Als u raadslid was van Amsterdam zou u dan voor of tegen hoogbouw stemmen?”. De deskundigen op het podium lieten zich niet verleiden tot een eendimensionaal antwoord.

Matthijs de Boer, 13 september 2017

TERUG

DELEN

Uw reactie plaatsen: